„Een felicitatie? Ja en nee, het voelt dubbel.” Tiny Tol uit Volendam, een van de boegbeelden van Moedige Moeders, ziet de oprichting van een landelijke, overkoepelende stichting, As een bekroning. „Maar nog mooier was het als we niet meer nodig waren.”
Als paraplu voor het tiental plaatselijke werkgroepen in het land hoopt de nieuwe Stichting Moedige Moeders landelijk een vuist te maken. Zaterdag was de oprichting van de organisatie in Oud-Beijerland. Deze mijlpaal heeft zijn oorsprong in Volendam. Daar begonnen Tiny Tol en enkele andere moedige moeders met hun eerste activiteiten. Met als belangrijkste Joel dat ouders van een verslaafd kind elkaar steunen. In de loop van de jaren zijn de activiteiten sterk uitgebreid.
Een van de vele vrijwilligers van Moedige Moeders in de gemeente Edam-Volendam is Flora Mesbah Iran Doyst. Zij komt uit Iran en woont sinds dertien jaar in Edam. Zij is penningmeester geworden van de landelijke stichting. Over Naar drijfveer zegt Flora (52): „Ik heb zelf ervaren hoe goed Moedige Moeders je kunnen steunen. Ik vind het belangrijk om mij daarvoor in te zetten.”
„Of Moedige Moeders nog steeds nodig is? Meer dan ooit”, benadrukt de 55-jarige Tiny Tol. „De problemen met drugsgebruik worden steeds groter en spelen overal. Elke week krijgen wij vijf tot zes verzoeken om hulp. Uit het hele land. Allemaal ernstige gevallen. Doktertje willen en mogen wij niet spelen. We hebben veel deskundigheid opgebouwd en kunnen gericht doorverwijzen.”
Grote zorgen maakt Tiny Tol zich over reguliere hulpverlening. „De opnames van verslaafden in afkickklinieken worden steeds korter. Tegenwoordig blijven veel opnames beperkt tot een maand, soms zes weken. Eerder waren de meeste opnames een half jaar tot een jaar. Bezuinigingen zijn funest. De ontgifting is na drie of vier weken uit je lichaam. Dan ben je er nog Lang niet. Geestelijk dient de behandeling Langer te duren. Daarbij dreigt nu vooral de noodzakelijke nazorg in de knel te komen.”
Moedige Moeders sloot 2011 verheugd af. Tiny Tol: ,Sinds eind vorig jaar zitten we in een gespreksplatform van Bureau Jeugdzorg. Eindelijk. Wij zien onze toetreding als een erkenning. Jeugdzorg wist weinig van middelenmisbruik.”
Tiny Tol verwacht dat het aantal landelijke werkgroepen zal toenemen.